Een te lage grondwaterstand houdt de Nederlandse gemoederen al geruime tijd bezig. De nadelige gevolgen daarvan worden vaak aangeduid met de term ‘grondwateronderlast’. Naast bijvoorbeeld verdroging van natuur en landbouwgewassen en een toenemende druk op de drinkwatervoorziening, kan grondwateronderlast ook leiden tot schade aan funderingen, bebouwing en infrastructuur. Dit komt door verzakking en/of paalrot.
Zo stelt het Verbond van Verzekeraars op basis van onderzoek dat in Nederland zeker een miljoen woningen en andere gebouwen gevaar lopen. Bovendien kan de schade tot 2050 in de tientallen miljarden gaan lopen. De oorzaak van grondwateronderlast in een bepaald gebied is meestal niet eenduidig. In veel gevallen ondergaat de grondwaterstand invloed van meerdere factoren. Deze factoren zijn bijvoorbeeld onttrekkingen, peilbeheer, drainage (bijvoorbeeld door lekke rioleringen), oppervlakteverharding, en extreme droogte.
Extra complicerend daarbij is dat het aandeel per factor in de plaatselijke problematiek meestal niet helder is. Dat maakt het lastig om één ‘schuldige’ aan te wijzen, maar ook om gericht aan een structurele probleemoplossing te werken.
Nu rijst de vraag hoe schade door grondwateronderlast kan worden voorkomen of beperkt en wie daarvoor aan de lat staat. Vaak komen dan eerst maatregelen in beeld die de gevolgen van grondwateronderlast bestrijden. Hier kan worden gedacht aan de toepassing van technieken om verzakking tegen te gaan en funderingen te herstellen.
Daar is enerzijds ruimte voor innovatie en liggen kansen voor de markt. Anderzijds is dit kostbaar en dus niet voor iedereen betaalbaar dan wel een prioriteit. In sommige gevallen kunnen kosten voor herstelmaatregelen wel via de Waterwet worden verhaald op onttrekkers. Echter, het bereik van deze regeling is beperkt en vaak is schade, zoals gezegd, juist niet (alleen) het gevolg van onttrekkingen.
Aangezien schade door langdurige lage grondwaterstanden doorgaans ook niet door verzekeraars wordt gedekt, is men voor kostenverhaal veelal aangewezen op aansprakelijkheidsclaims. Men loopt daarbij aan tegen hoge proceskosten. Men raakt dan al gauw verstrikt in causaliteits- en andere juridische kluwen. Dit resulteert vaak in het feit dat men alsnog met de kosten blijft zitten.
Naast de vraag of dit maatschappelijk wenselijk is en of er niet bijvoorbeeld een nationaal fonds moet komen om dergelijke herstelkosten te compenseren, kan men zich afvragen of deze vorm van ‘symptoombestrijding’ wel de beste oplossing is. Een structurele oplossing voor de bredere grondwaterproblematiek is dat in elk geval niet.
Men kan daarom ook denken aan structurele maatregelen om de oorzaken te bestrijden. Los van particuliere initiatieven, zoals ontkoppeling van regenpijpen en ontharding van tuinen ter stimulering van infiltratie van water in de bodem, kan dat van overheidswege bijvoorbeeld door de grondwaterstand permanent te verhogen. Dit kan ook door minder (grote) onttrekkingen toe te laten, onttrekkingen strikter te reguleren, en harder op te treden tegen illegale onttrekkingen. Ook kan men in de openbare ruimte op grote schaal oppervlakteverharding tegen te gaan of bepaalde vormen van waterafhankelijk grondgebruik te weren.
Deze oplossingen liggen vooral in de sfeer van het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Ze vergen, naast forse investeringen, een fundamentele heroverweging van grondgebruik en gebiedsinrichting op lokaal en regionaal niveau. Dergelijke maatregelen kunnen ten koste gaan van diepgewortelde bestaande belangen. Zij kunnen op hun beurt weer leiden tot andere vormen van (water)overlast en nadeel.
Het vereiste maatschappelijke en politieke draagvlak voor dergelijke ingrijpende maatregelen is dus niet zonder meer gegeven. Daarnaast zijn de technische en juridisch-bestuurlijke uitvoerbaarheid daarvan nog niet voldoende in kaart gebracht. Het is nog onduidelijk wat het (de belastingbetaler) mag gaan kosten.
Het is dus duidelijk dat er nog veel onderzoek nodig is naar mogelijke oplossingen. Er is ook meer onderzoek nodig naar de maatschappelijke gevolgen en kosten daarvan. Pas dan kan er een serieus politiek en maatschappelijk debat plaatsvinden. Vervolgens kan de door grondwateronderlast aangetaste fundering onder de Nederlandse samenleving duurzaam worden hersteld.

Door: Herman Kasper Gilissen
(Herman Kasper Gilissen is als Associate Professor verbonden aan het Centre for Water, Oceans and Sustainability Law van de Universiteit Utrecht.)
